In 2022 zijn er 596.408 eenoudergezinnen (circa 23 procent van de gezinnen), waarbij het in de meeste gevallen gaat om een alleenstaande moeder met een of meer kinderen. Het aantal kinderen en jongeren tot 25 jaar dat in een eenoudergezin opgroeit stijgt de laatste jaren gestaag. In 2022 leefden 766.192 kinderen en jongeren bij een van hun ouders. Dat is bijna 16 procent van alle kinderen en jongeren tot 25 jaar. Een jaar eerder ging het om 764.022 kinderen en jongeren tot 25 jaar. Ten opzichte van 2010 groeien ruim 100.000 meer kinderen op in een eenoudergezin.
In 2022 groeide ruim 16 procent van de kinderen tot 18 jaar op in een eenoudergezin. Dat zijn 535.142 kinderen. Dit aantal stijgt: in 2017 groeide nog maar 9 procent van de Nederlandse kinderen op bij een alleenstaande ouder. In veruit de meeste gevallen (namelijk 87%) is die ouder de moeder, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Kinderen in eenoudergezinnen leven relatief vaker en langduriger in armoede. Het aandeel minderjarige kinderen in eenoudergezinnen met een langdurig armoederisico was in 2020 8,4 procent, in tweeoudergezinnen was dat 2,5 procent. Een op de vijf minderjarige kinderen uit eenoudergezinnen groeit op in armoede, tegenover een op de twintig uit tweeoudergezinnen. Dat komt neer op 20 procent van de minderjarige kinderen uit een eenoudergezin en 5 procent van die uit een tweeoudergezin. Dat verschil komt niet alleen doordat er in eenoudergezinnen maar één kostwinner is, maar ook doordat eenoudergezinnen vaker van een bijstandsuitkering moeten rondkomen.